vrijdag 31 juli 2009
Redcoat woordenschat
Enkele woordjes uit het kleurrijke taalgebruik van de Britse soldaat.
A
Abram: "to Sham Abram" een ziekte veinzen
B
Bacon Bolters: grenadiers
Bad bargain: een waardeloze soldaat
Baggage: Vrouwen en kinderen
Bang up: zeer goed
Barker/Barking Iron: pistool
Bat: bagage, provisies, bezittingen
Belch: bier
Belemite: soldaat die veinst alsof hij mentaal niet in orde is
Bishop: mix van wijn en water
Bitch Booby: een boerendochter
Black Book: strafboek van het regiment
Black Guard: een achterbaks persoon
Black Hole: cachot/gevangenis
Blackjack: tinnen kop van 25cl
Bleeders: sporen (beugels)
Bloody Back: een soldaat
Blue plum: een kogel
Bog Land: Ierland
Boots: de jongste officier in de mess
Brimstone: een achtergelaten vrouw
Brown Bess: India-pattern musket (1797-1854). De musket van de Britse strijdkrachten tijdens de Napoleontische oorlogen.
Brown George: Brood gebakken door het leger
Buffs: uniformriem
Bulldog: pistool
Bumbo: mengeling van rum, water en suiker
Bumper: een vol glas
Butcher's bill: lijst met doden en gewonden
C
Cagg: alcohol-onthouder
Calfskin: trommel
Calfskin fiddler: trommelaar
Candlestick: bajonet
Cap: militair hoofddeksel/shako
Caterpillar: rups/soldaat
Clash pans: cymbalen
Cool Lady: vrouw die alcohol verkoopt
Cracker: munitie
Crapaud: Franse soldaat
Croaker: zagevent
Crocus: chirurg
D
Dead man: lege fles
F
Faggot: man ingehuurd om in plaats van de soldaat bij het dagelijks afroepen van de namen aanwezig te zijn.
Foot wobbler: cavalerieterm voor infanterie
Frog: Franse soldaat
G
Grog: mix van rum en water
I
Inexpressibles: pofbroek (beste vertaling die ik kon vinden)
J
Johnny Newcombe: rekruut
Jolly: marinier
Jonathan: Amerikaan
K
Knock-me-down: heel sterke ale (bier)
L
Leg bail: vertrekken zonder schulden te betalen
Light Bobs: lichte infanterie
Lobster: soldaat. Specifieker = marinier
M
Muff cap: hoofddeksel van een hussaar (busby cap)
N
Necessaries: persoonlijke bezittingen
Nightingale(nachtegaal): soldaat die schreeuwt en weent bij een geseling
O
Old Trousers: Franse pas-de-charge
P
Parleyvous: alles wat Frans is
Patlander: Ier
Piece: kanon
Pigtail: prop tabak
Poker: zwaard
Pong: brood
Pop: pistool
Punk: vrouwelijke kampvolgster
R
Rag carrier: ensign (laagste officiersrang) van de infanterie
Rag fair: inspectie van de onderkledij en bezittingen
Rammer: arm
Red rag: rode vest (red coat)
Redshank: Highlander
Roller: cravat
Ruffler: bedelaar
Rumbo: zie Bumbo
S
Saddle sick: afkeer van paardrijden
Saloop: thee, melk en suiker
Sheepskin fiddler: trommelaar
Shifting ballast: zevaartterm voor transport van soldaten over zee
Skilly: aangelengde soep
Smabble: doden van een vijand
Smalls: gilet, broek en hemden
Smart money: geldelijke compensatie voor het verlies van lichaamsdelen
Snapper: pistool
Snob: schoenmaker
Spit: zwaard
Stick: pistool
Stingo: sterke drank
Stirrabout: stoofpot
Swad/Swaddy: soldaat
Swizzle: alcohol
T
Tail: zwaard
Tattoo: taptoe
Tilter: zwaard
Time Beater: trommelaar
Toad Eater: hielenlikker
Toasting iron: zwaard
Tommy: brood
Trull: zie Punk
W
Walking cornet: cavalerie-term voor een ensign
Worn out: soldaat die afgekeurd is voor actieve dienst
Bron: MORGAN, M., 'British Army Slang', Wellington's Victories: A Guide to Sharpe's Army 1797-1815, Londen, 2004, p.128-131.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten